De met * gemerkte schilderijen zijn verkocht.

De Portretten

Uitgangspunt voor mijn portretten is altijd geweest dat ik de geportretteerde in zijn eigen omgeving wil schilderen, omringd door dingen die voor hem betekenis hebben, alleen al doordat hij er dagelijks mee omgaat. Uit principe en omdat het voor mijn manier van schilderen niet informatief is, gebruik ik nooit foto’s – zoals tegenwoordig gangbaar is. Het portret schilder ik ter plaatse en voltooi het in ca. 10 tot 15 sessies, waarbij een groot deel van die tijd besteed wordt aan de omgeving. De geportretteerde hoeft daar niet altijd bij aanwezig te zijn. De schilderijen van kamerinterieurs die ik in 1999 op een tentoonstelling van Het Nederlands Portretschap liet zien, in de overtuiging dat deze wel beschouwd konden worden als portretten, zorgden destijds voor nogal wat discussie. Een aantal Portretschap-leden vond dat dit niet kon; een interieur als portret. Ik zou deze vier schilderijen zeker niet hebben ingezonden op een portret-tentoonstelling als ze willekeurige kamers lieten zien; maar er was hier meer te zien dan op het eerste gezicht leek. Het gegeven was de woning van de pas overleden dochter van portretschilder Simon Maris (1873-1935). Deze dochter had daar bijna 40 jaar gewoond, eerst samen met haar moeder en later alleen. Het huis was overladen met meubilair en andere dingen die nog door de schilder waren aangeschaft of gemaakt, zoals de schilderijen die er hingen. Dit waren voor een groot deel portretten van zijn vrouw en dochter (en van de jong gestorven zoon). Op elk van mijn vier schilderijen heb ik één van die portretten afgebeeld waarop de dochter als kind voorkomt. Op twee ervan heb ik daarbij nog een portret-buste van Simon een plaats gegeven. Maar voor mij wordt het portret-zijn van de schilderijen niet bepaald door deze portretten-in-een-portret, maar door de weergave van alle persoonlijke spullen waarmee deze drie familieleden zo lang zijn omgegaan. De aanwezigheid van dit soort persoonlijke zaken en soms zelfs verzamelingen, is op zich voor mij een voorwaarde om tot een goed portret te komen. En de fysieke afwezigheid van de hoofd-figuur is bij een postuum portret nu eenmaal een onoverkomelijk gegeven. Bij deze interieur-schilderijen is waarschijnlijk juist het interieur-innerlijk van de hoofdpersoon beter te duiden, dan wanneer voor een postuum portret eenvoudig een portretfoto werd nageschilderd. Verschillende keren kreeg ik opdrachten voor het schilderen van een kamer- of winkelinterieur, meestal voorafgaand aan een verhuizing. Dit zijn dan geen portretten, lijkt mij, of toch wel? De opdrachtsituatie is hetzelfde en ik heb soms gevraagd of de opdrachtgever toch niet zelf ook op het schilderij wilde, klein en onopvallend. Voor het schilderij op zich was dit slechts een kleine aanvulling. En, hoewel het niet mijn belangrijkste reden was om de persoon toe te voegen, vond iedereen het zo wel weer toelaatbaar op een portretten-tentoonstelling,

Modelschilderijen

Dit zijn modelschilderijtjes die ik in de periode 1985 tot 2000 heb gemaakt. Ze zijn in olieverf op paneel en hebben als formaat 30 x 30 of iets groter. Het kleine formaat was nodig om snel te kunnen werken. Meestal moest het in 2,5 uur af zijn. Het schilderen van ruimtelijkheid en plastiek was het uitgangspunt. Bij voorkeur schilderde ik daarom het model van nabij, want dit levert de meest ‘dynamische’ composities op. Dan komen sommige lichaamsdelen duidelijk dichterbij dan andere, en worden de proporties zeer afwijkend van de verhoudingen die bekend zijn uit de anatomieleer, waar altijd een grote afstand nodig is om de theorie met het geziene in overeenstemming te brengen. Zo was het vroeger op academies gebruikelijk om het model op ooghoogte op een podiumpje en van een afstand van minstens drie meter te bekijken, zodat het model al enigszins ‘plat’ werd. Het maakte dan niet meer zoveel uit of bijvoorbeeld het ene been een stukje voor het andere stond; de onderlinge proporties van de benen bleven toch vrijwel gelijk. Ik heb de perspectivische proportie-vertekening bij het van dichtbij schilderen altijd erg interessant gevonden. Onbewust ben je geneigd deze vertekening te corrigeren en het is vaak lastig om de werkelijke verhoudingen, zoals je die ziet, ook zo te schilderen. Voor de compositie speelde verder een grote rol dat ik staande schilderde. Het soort poses dat een model kan aannemen en 2,5 uur volhouden is gering en hoewel sommige modellen hierin verbazend goed zijn, levert dat toch een beperking op. Dit maakte dat de keuze van mijn standpunt even belangrijk werd voor de compositie als de pose die het model aannam.

Links:

Verslag van het onderzoek door Paul Gorter naar de onbekende jaren 1885-1908 van de Amsterdamse kunstenaarsvereniging St. Lucas; als e-book/pdf:

http://baxbooks.eu/downloads/st-lucas-1885-1908/

Of als uitgave op papier verkrijgbaar (incl. verzendkosten) voor € 13,-, via: paulgorter@planet.nl

 

Artikel over Mondriaan en Maris in Tirade (1997): 

www.dbnl.org/tekst/_tir001199701_01/_tir001199701_01_0066.php

Artikel door Toine Moerbeek over de portretten in Maatstaf nr. 6 1992 

www.dbnl.org/tekst/_maa003199201_01/_maa003199201_01_0066.php

Over schilder A.M. Gorter (1866-1933):

www.amgorter1866-1933.com 

Het Nederlands Portretschap:

www.portretschap.nl/paul-gorter

Joanna Quispel:

www.joannaquispel.com

Bert Osinga:

www.bertosinga.com

Wendelien Schönfeld:

www.wendelienschonfeld.nl

Kris Spinhoven:

http://krisspinhoven.com/

Theo de Feyter:

http://www.theodefeyter.nl/